2.1.2. De kloksnelheid en MIPS
De processor doet het eigenlijke werk van de computer.
Een programma bestaat uit een hele reeks instructies. De processor voert die instructies één voor één
uit. Dat moeten machinetaal-instructies zijn, anders begrijpt de processor ze niet.
Wat machinetaal-instructies precies zijn hoor je later.
De snelheid van een processor wordt vooral bepaald door de kloksnelheid, die wordt gegeven in
megahertz (MHz) of gigaherz (GHz)
Bij de nu verkochte processoren is de grens van 3GHz. al overschreden.
3 GHz of 3000 MHz wil zeggen dat er 3000 000 000 kloksignalen per seconde worden afgegeven.
En bij elke kloktik doet de processor iets, en daarbij wordt de zogenaamde instructiecyclus gevolgd:
De instructie wordt uit het RAM-geheugen opgehaald en in het instructieregister (= IR) op de processor gezet
- De instructie wordt gedecodeerd, en de instructiepointer (= IP) wordt met één verhoogd. (De instructiepointer is een register op de processor waarin is vastgelegd welke instructie aan de beurt is)
- De instructie wordt uitgevoerd
- Daarna begint het weer opnieuw, de volgende instructie wordt opgehaald, enz.
De instructies worden dus één voor één door de processor uitgevoerd, want de processor kan maar
één ding tegelijk doen. Dit heet het Von Neumann-principe.
Als je er op let hoeveel instructies (met een instructie wordt bijvoorbeeld een optelling bedoeld) er per seconde uitgevoerd
kunnen worden, dan heb je de MIPS-waarde (MIPS = miljoenen instructies per seconde).
Het is technisch mogelijk om op het moederbord een hogere kloksnelheid in te stellen dan op de processor is aangegeven.
Dit noemt men overklokken, maar je loopt wel het risico dat de processor oververhit wordt.
Het aantal bits dat de processor tegelijk kan verwerken speelt ook een rol.
Bij de nieuwste processoren (vanaf de Pentium) is dat 64 bits.