Hoofdstuk 11. Informatiemodellering

  11.6 Elementaire feiten

Lange zinnen, zoals Petra Haarsma woont op Molenstraat 12 in Oostermeer, ze is geboren op 15-8-1991, ze zit in klas V5C en ze doet aan tennis en hockey. Ze had voor Nederlands als rapportcijfer een 8, voor Engels een 7 en voor Geschiedenis ook een 7 zijn niet geschikt om te analyseren en te kwalificeren.
Je moet de informatie altijd eerst splitsen in zo kort mogelijke zinnen, en die korte zinnetjes worden elementaire feiten genoemd.
Je splitst bovenstaande zin in de volgende zinnetjes:

Petra Haarsma woont op Molenstraat 12
Petra Haarsma woont in Oostermeer
Petra Haarsma is geboren op 15-8-1991
Petra Haarsma zit in klas V5C
Petra Haarsma doet aan tennis
Petra Haarsma doet aan hockey
Petra Haarsma heeft voor Nederlands als rapportcijfer een 8
Petra Haarsma heeft voor Engels als rapportcijfer een 7
Petra Haarsma heeft voor Geschiedenis als rapportcijfer een 7


In de eerste zinnen komen steeds twee objecten voor.
In het bijbehorende feittype komen twee invulplaatsen, die ook wel rollen genoemd worden, voor. Een feittype met twee rollen noemen we een binair feittype.
In het IGD wordt een binair feittype getekend met twee rechthoeken, voor elke rol één.



De laatste zinnetjes bevatten drie objecten.
Als je de laatste zin Petra Haarsma heeft voor Geschiedenis als rapportcijfer een 7 opsplitst in twee zinnen:
Petra Haarsma heeft Geschiedenis
en Petra Haarsma heeft een 7
dan raak je informatie kwijt. Want als je alleen het laatste zinnetje leest, dan zie je wel dat Petra een 7 heeft, maar je weet niet voor welk vak het is.
De laatste zinnen kunnen dus niet gesplitst worden, het moeten feittypen met drie invulpaatsen blijven.
Een feittype met drie rollen wordt een ternair feittype genoemd, en in het IGD wordt een ternair feittype getekend met drie rechthoeken.



Je zou bijvoorbeeld als zinnetje ook nog kunnen toevoegen: er is een plaats Oostermeer
Dat zinnetje bevat maar één object, het bijbehorende feittype met één invulplaats wordt een unair feittype genoemd. Zo'n feit wordt ook wel een er-is-feit genoemd.
Het heeft weinig zin de unaire feittypen op te schrijven om de structuur van de database te ontdekken.
Je kunt beter binaire of ternaire feittypen bedenken, waarin het objecttype van het unaire feittype voorkomt. In het IGD wordt een objecttype daarom ook getekend als een cirkel, met daarin een rechthoek.
Die rechthoek stelt eigenlijk het unaire feittype voor dat betrekking heeft op dat objecttype.
Dat noemen we nominalisatie: een unair feittype wordt een objecttype.



Als je bovenstaande zinnen invoert, en daarna het IGD maakt, dan ontstaat het volgende diagram:



Als je in het IGD-scherm je rechter muisknop klikt dan krijg je het IGD-properties scherm te zien:



Daarin kun je aangeven welke informatie je (niet) wilt zien in het IGD.