Informaticasite van het Lauwers College te Buitenpost                 © R.J. van der Beek
 
  Opgaven hoofdstuk 3      


1.   De processor:
a. Noem twee afkortingen die wel gebruikt worden voor de processor.
Geef ook aan waarvan het de afkorting is.
b. Geef een aantal fabrikanten van processoren
Geef ook een aantal merken van processoren
c. Uit welke drie onderdelen bestaat een processor. Beschrijf ook de taak van elk van de drie onderdelen
d. Wat betekent MIPS ? Waarom is dat niet hetzelfde als de kloksnelheid in MHz ?
e. Hoe kan het dat een hogere kloksnelheid niet altijd een grotere verwerkingssnelheid betekent.
f. Wat is de instructiecyclus. Uit welke drie stappen bestaat die ?


2. Extern geheugen
a. Noem vier voorbeelden van magnetische opslagmedia
b. Noem twee voorbeelden van optische opslagmedia
c. Waar zijn HD, FD, CD en DVD de afkortingen van ?
d. Hoeveel Mb past er op een schijfje, hoeveel op een CD, hoeveel op een DVD ?


3. Intern geheugen en Bios
a. Noem vier soorten RAM-geheugen
b. Met welke afkorting worden geheugen-modulen wel aangegeven.
c. Wat wordt er bedoeld met POST bij het opstarten van een computer.
d. Wat is de CMOS
e. Wat is de BIOS


4. MIEP: processor simulatie
Het programma MIEP kun je hier downloaden
De uitleg over de werking van het programma vind je hier
a. Maak een programma in MIEP dat de getallen 3, 6 en 9 in de hokken 70 tot en met 72 plaatst. Probeer het uit.
b. Maak een programma in MIEP dat het getal 8 in de accu A zet, dat daarna dat getal verdubbelt (dan krijg je 16) en die uitkomst in hok 50 zet, en dat daarna dat getal nog eens verdubbelt (dan krijg je 32) en die uitkomst in hok 51 zet Probeer het uit.
(gebruik instructie nummer 8: Verdubbel A )
c. Wijzig het programma uit b. Verander alleen de eerste klus door 8 te veranderen in 9. Wat gebeurt er als je het uitprobeert?
d. Maak een programma in MIEP dat de getallen 13 en 5 van elkaar aftrekt. De uitkomst van de berekening moet in hok 99 verschijnen. Probeer het uit.
(gebruik instructie nummer 7: Trek hok ## af van A )
e. Maak een programma in MIEP dat het getal 8 in de accu A zet, en dat daarna dat getal halveert (dan krijg je dus 4) en die uitkomst in hok 50 zet. Probeer het uit.
(gebruik instructie nummer 9: Halveer A )
f. Wijzig het programma uit e. Verander alleen de eerste klus door 8 te veranderen in 9. Wat gebeurt er als je het uitprobeert, wat is volgens MIEP dus de helft van 9?
g. De processor vermenigvuldigt met twee door een 0 achter het binaire getal te zetten, en het voorste bit wordt weggelaten. De processor deelt door twee door het achterste bit weg te laten, en een 0 aan het begin toe te voegen.
Verklaar daarmee de uitkomst bij deling van 9 door twee.


5. MIEP: getallen in het werkgeheugen optellen en aftrekken
a. Maak een programma in MIEP dat het volgende doet:
de getallen 57, 34 en 65 worden in de hokken 50, 51 en 52 geplaatst. In hok 99 moet de som (dus de optelling) komen van de drie getallen. Probeer het uit.
b. Verander het programma uit a zo, dat de uitkomst van 57 - 34 + 65 wordt berekend en in hok 99 wordt geplaatst. Probeer het uit.


6. MIEP: het videogeheugen
a. Maak een programma in MIEP dat het volgende doet:
de getallen 70, 57 en 63 worden in de hokken 40, 41 en 42 geplaatst. Wat verschijnt er in het video-venster, als je het programma gaat runnen?
b. Maak een programma in MIEP dat de getallen 2 en 4 bij elkaar optelt. De uitkomst van de berekening moet in hok 99 verschijnen. Verder moet de uitkomst, dus 6, in het videovenster verschijnen, zonder dat je zelf het getal 6 in het programma gebruikt (want de processor moet het berekenen, niet jij). Denk er om dat de ASC-code dan in hok 40 moet worden geplaatst, dus er moet 48 bij de uitkomst worden opgeteld. Probeer het uit.
c. Wijzig het programma uit b. Verander alleen het getal 4 in 5. Als je het programma runt moet de goede uitkomst in het video-venster verschijnen, anders heb je een fout gemaakt


7. MIEP: het buffergeheugen
a. Maak een programma in MIEP dat het volgende doet:
zet allereerst de tekst 4+3 in de buffer.
Maak dan een programma, dat de getallen inleest uit de buffer, ze optelt, en dan de uitkomst in het videovenster plaatst.
Dat doe je als volgt:
  • zet het getal 48 in hok 50
  • haal byte uit buffer (dat wordt 52, de ASC-code van 4), trek er 48 van af (dan krijg je 4), en zet het resultaat in hok 60
  • haal byte uit buffer (de ASC-code van +)
  • haal byte uit buffer (dat wordt 51, de ASC-code van 3), trek er 48 van af (dan krijg je 3), en zet het resultaat in hok 61
  • tel 4 en 3 op
  • zet het resultaat, dus 7, in hok 99
  • tel er 48 bij op, dan krijg je de ASC-code van 7 (dus 55)
  • zet het resultaat in hok 40
Probeer het uit.
b. Als het programma in a werkt ga je terug naar het programma-scherm, en je voert in de buffer 5+3 in
Ga het dan runnen, als je het goed gedaan hebt komt het juiste antwoord in het videovenster.
c. Ga weer terug naar het programma-scherm, en voer in de buffer 5+7 in
Ga het dan runnen. Waarom verschijnt nu niet het juiste antwoord in het videovenster?


8. MIEP: herhaling
a. Maak een programma in MIEP dat het volgende doet:
Het programma leest de invoerbuffer, en codeert de tekst die daar staat. Elke letter in het alfabet schuift één plaats naar voren, dus elke letter wordt vervangen door de vorige letter in het alfabet. En de gecodeerde tekst verschijnt in het videovenster (de a hoeft niet een z te worden) Probeer het uit.
b. Maak een programma in MIEP dat het volgende doet:
Het programma leest de invoerbuffer, en telt het aantal tekens in de buffer. Dat aantal wordt bijgehouden in hok 99. Dat aantal verschijnt in het videovenster. Probeer het uit.
c. Voer een getal onder de 10 in in de buffer. Maak een programma dat dit getal inleest, en het getal met 7 vermenigvuldigt, en de uitkomst in hok 99 plaatst.
Aanwijzing:
Er is geen instructie om iets met 7 te vermenigvuldigen. Ga daarom het getal steeds bij zichzelf optellen, en zet de uitkomst steeds in hok 50.
Houd een teller bij: zet in het begin het getal 7 in hok 51. En elke keer als je het getal erbij opgeteld hebt verlaag je dat getal met 1. Als dat getal 0 is geworden ben je klaar, en moet het programma stoppen.
d. Maak een programma dat 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + ... berekent.
Gebruik hok 50 voor het getal dat erbij opgeteld moet worden (in het begin is dat 1), en hok 99 voor de uitkomst (in het begin is dat 0)
Je hoeft er niet voor te zorgen dat het programma stopt, laat het automatisch lopen.
Op een gegeven moment stopt het programma wel, want als de uitkomst groter dan 255 wordt verschijnt er een foutmelding (overflow) en dan stopt het programma.


9. Machinetaal
a. Wat is het verschil tussen machinetaal en assembler
b. Wat is bij machinetaal de betekenis van de opcode, en wat is de betekenis van de operand.
c. Wat zijn mnemonics
d. Verklaar waarom de assembleropdracht voor -Verdubbel A- is: RLA (dat is de afkorting van Roteer A naar links)


10. Verschil Intern/Extern geheugen
 Zeg van de volgende soorten geheugen of het extern of intern geheugen is.
a. CDROM
b. Virtueel geheugen
c. Cache-geheugen
d. Een USB-stick (ook wel Flash memory genoemd)


11. Hoeveel ruimte voor één byte
a.De oppervlakte van een cirkel bereken je met de formule O = p r2
Bereken de oppervlakte van het deel van een diskette waar de data staan. Doe hetzelfde voor een cd-rom
b.Op een diskette kunnen 1,5 miljoen tekens. Bereken hoeveel ruimte gereserveerd is voor één teken
c.Op een cd-rom kunnen 882 miljoen tekens. Bereken ook hier hoeveel ruimte gereserveerd is voor één teken
d.Verklaar het verschil tussen deze twee media
e.Een standaard dvd kan ongeveer zeven keer zoveel data bevatten als een cd-rom. Hoe kan dat?


12. De werking van de harde schijf
 Beschrijf de volgende termen i.v.m. de harde schijf
a.spoor
b.sector
c.cilinder
d.lees/schrijfkop
e.adres


13. De harde schijf
a. Noem drie factoren die de snelheid van de harde schijf bepalen.
b. Soms geeft de computer aan dat er een leesfout is opgetreden. Hoe weet de computer dat het fout is, hij kan toch niet weten dat er iets anders had moeten staan ?
c. Wat is de partitiesector van de harde schijf. Wat staat daar en waar staat het ?
d. Wat is een cluster
e. Wat staat er in de FAT. Waar is FAT de afkorting van. Noem minstens drie soorten FAT
f. Wat is een IDE, wat is een SATA en wat is een SCSI


14. Verschil harde schijf/SSD/cdrom/cd-r
a.Hoe worden bits vastgelegd op een harde schijf
b.Hoe worden bits vastgelegd op een SSD
c.Hoe worden bits vastgelegd op een cdrom
d.Hoe worden bits vastgelegd op een cd-r (die met een cd-brander is beschreven)
e.Geef drie voordelen van een SSD op een klassieke harde schijf. Geef ook twee nadelen
f.Hoort een harde schijf bij adresseerbaar geheugen? En een cdrom? En tape?


15. Poorten en bussen
a. Wat wordt er met de (systeem)bus bedoeld
b. Uit welke drie soorten bussen bestaat de systeembus. En wat is de taak van die verschillende bussen ?
c. De databus bij een Pentium is 64-bits. Wat betekent dat ?
d. Wat is een PCI-bus
e. Geef de namen van de poorten 1, 2, 3 en 4, die meestal op de achterkant van een computer zitten (zie foto)



16.Von Neumann
a. Wat is het Von Neumann-principe
b. Wat is de Von Neumann-bottleneck
c. Op welke manieren wordt er geprobeerd het probleem van de Von Neumann-bottleneck te verminderen.
d. Wat is een dual-core processor?


17.Chipset
a. Wat is de functie van de northbridge
b. Wat is de functie van de southbridge
c. Hoe worden de northbridge en southbridge samen wel genoemd?
d. Waar is DMA de afkorting van en wat wordt er met DMA bedoeld?


18.USB
a. Waarvoor staan de letters USB ?
b. Noem drie belangrijke kenmerken van een USB-bus
c. Er zijn verschillende versies van USB. Welke versie wordt op dit moment meestal gebruikt, en met welke snelheid worden gegevens daarbij getransporteerd?


19.Randapparatuur
a. Noem drie soorten schermen, die voor een monitor gebruikt kunnen worden.
b. Wat betekent dat de refresh-rate 50 Hz is?
c. Noem vier voordelen van een LCD-scherm
d. Als je een 15 inch monitor hebt, wat is er dan 15 inch lang?
e. Noem drie voordelen van electronisch papier, noem ook twee nadelen.
f. Noem drie soorten printers
g. Wat is het verschil tussen het piëzo-systeem en het kooksysteem, en bij welke soort printers wordt dat gebruikt?
h. Uit welke twee stoffen bestaat toner?
i. Noem drie soorten muizen, die op een computer kunnen worden aangesloten
j. In een laptop zit meestal iets ingebouwd, waarover je met de vinger kunt bewegen, en dat dan net zo werkt als een muis. Hoe heet dat apparaat?


20. Foutcorrectie
a. Wat is de waarde van het pariteitsbit voor de byte 11110101 ?
b. Noem een transmissiefout waarbij een pariteitsbit geen uitkomst brengt
c. Welke bits worden bij de volgende bits toegevoegd bij de twee-dimensionale bitcodering?

1100110 
0010100 
1000100 
0011111 
1101111 
0111101 
1100100 
        
d. Als de eerste twee bits zijn omgeklapt zal de fout bij de twee-dimensionale bitcodering wel worden ontdekt. Leg dat uit m.b.v. het voorbeeld van vraag c
e. Welke controle, die nog meer fouten ontdekt dan twee-dimensionale bitcodering, wordt tegenwoordig meestal toegepast?


21.Een computersysteem testen
a. Je hebt verschillende programma's waarmee je bepaalde onderdelen van een computer kunt testen.
Gebruik het programma HardInfo of Wintune om je computer te testen.
Kies het menuonderdeel Benchmark