Informaticasite van het Lauwers College te Buitenpost                 © R.J. van der Beek
 

Meerkeuzevragen hoofdstuk 7: Netwerken deel 1   

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord.
N.B. Soms zijn alle antwoorden goed, klik dan op 'Alle antw. zijn goed'
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Welke bewering is juist over de communicatie in een ethernet-netwerk?
a) De communicatie is full-duplex
b) De communicatie is half-duplex
c) De communicatie is simplex
d) De communicatie is analoog

 2. In een ethernet-netwerk heb je in elke computer van het netwerk een netwerkkaart nodig. Welke uitspraak is waar?
a) Die netwerkkaart zit in een PCI-slot
b) Die netwerkkaart kun je m.b.v. een patchkabel op een hub of switch aansluiten
c) Bij fast-ethernet moet die netwerkkaart een 100-baseT netwerkkaart zijn
d) Alle drie de beweringen hierboven zijn waar

 3. In een netwerk kunnen drie schakeltechnieken worden gebruikt: circuit switching, message switching en packet switching.
Welke uitspraak is niet waar?
a) Circuit switching wordt toegepast in het telefoonnet en is synchroon.
b) Bij message switching worden berichten in allemaal even grote stukjes gehakt en verzonden.
c) Tegenwoordig wordt packet switching het meest gebruikt in netwerken, ook via internet.
d) Bij packet switching worden berichten in stukjes gehakt en verzonden en het is asynchroon.

 4. Bij het TCP/IP protocol heeft elke computer een IP-adres nodig. Welke uitspraak is waar?
a) Een IP-adres bestaat uit vier getallen tussen 0 en 255 gescheiden door vier punten
b) Voor een IP-adres heb je zes bytes nodig
c) Je kunt op de hele wereld geen twee computers vinden met hetzelfde IP-adres
d) Alle drie beweringen hier boven zijn waar

 5. Bij een draadloos netwerk staat SSID-broadcasting meestal aan. Welke uitspraak is niet waar?
a) Het access point verstuurt ongeveer tien keer per seconde datapakketjes met het SSID.
b) De datapakketjes met de naam van het netwerk, die het Access Point verzend, worden ook wel beacons genoemd.
c) Als SSID-broadcasting niet aan staat bij het Access Point dan kun je niet inloggen op dat netwerk
d) SSID is de afkorting van Service Set Identifier

 6. Wat is een share ?
a) Een gedeelde map
b) Die moet je aanmaken als je anderen wilt toestaan via het netwerk gebruik te maken van bestanden op jouw computer
c) Die kun je aanmaken door met de rechter muisknop op de naam van een map te klikken, en dan Bestanden delen uit te kiezen
d) Alle drie beweringen hierboven zijn waar

 7. Hoe kun je de naam van de computer (in het netwerk) waarmee je werkt te weten komen ?
a) Klik met de rechter muisknop op Deze Computer, klik dan op Eigenschappen
b) Ga naar Uitvoeren en tik in: ipconfig (of winipcfg)
c) Start → Instellingen → Configuratie → Systeem → Systeemeigenschappen → Computernaam
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist

 8. Waaraan zie je in de Verkenner of een map gedeeld is ?
a) Aan een pijltje in het icoon van de map
b) Aan een handje onder het icoon van de map
c) Aan een paperclip voor het icoon van de map
d) Je kunt het aan de naam zien

 9. Hoeveel bytes kunnen er in een 100baseT netwerk per seconde worden verstuurd ?
a) 100 miljoen
b) 12,5 miljoen
c) 100000
d) 100

10. Als je een draadloos netwerk wilt beveiligen dan kan dat o.a. met WEP en WPA. Welke uitspraak is niet waar?
a) WEP is gemakkelijker te kraken dan WPA
b) Bij WPA wordt elk pakketje op een andere manier versleuteld, bij WEP niet
c) De header van een pakketje wordt bij WEP niet versleuteld, bij WPA wel.
d) Je kunt een draadloos netwerk ook beveiligen d.m.v. MAC-filtering. Als die beveiliging alleen wordt gebruikt vindt er geen versleuteling plaats

 11. Een computer zendt met een snelheid van 10 miljoen baud. Wat betekent dat ?
a) Er worden 10 miljoen bits per seconde verstuurd
b) Er worden 10 miljoen bytes per seconde verstuurd
c) Als er gebruik van 2 spanningsniveau's wordt gemaakt worden er 10 miljoen bits per seconde verstuurd
d) Er worden 10 miljoen bits per minuut verstuurd

 12. Bij het overseinen van bits kun je van meerdere spanningsniveau's gebruik maken. Wat betekent dat voor de snelheid ?
a) Als je van 16 spanningsniveau's gebruik maakt en je zend met een snelheid van 10000 baud dan verzend je 40000 bits per seconde
b) Als je van 16 spanningsniveau's gebruik maakt en je zend met een snelheid van 10000 baud dan verzend je 160000 bytes per seconde
c) Als je van 16 spanningsniveau's gebruik maakt en je zend met een snelheid van 10000 baud dan verzend je 160000 bits per seconde
d) Als je van 16 spanningsniveau's gebruik maakt en je zend met een snelheid van 10000 baud dan verzend je 10000/16, dus 625 bits per seconde

 13. Bij het verzenden van bits kun je gebruik maken van de Manchester bitcodering
a) Ja, en om de zelfde snelheid te halen als met binaire bitcodering moet de baud-snelheid twee keer zo groot zijn
b) Ja, en in een ethernet-netwerk wordt gebruik gemaakt van de manchester bitcodering
c) Ja, en bij manchester bitcodering wordt de synchronisatie van zender en ontvanger gemakkelijker
d) Alle drie de beweringen zijn waar

 14. Als een bericht over een ethernet-netwerk wordt verzonden dan wordt het eerst in stukken (frames) verdeeld, en per frame verzonden.
Welke uitspraak is waar?
a) Zo'n frame heeft altijd een lengte van 1526 bytes
b) Zo'n frame heeft een checksum van 4 bytes, aan de hand waarvan gecontroleerd kan worden of het goed is aangekomen
c) Het doeladres is een IP-adres dat uit 4 bytes bestaat
d) De minimale lengte van een frame is 1500 bytes

 15. Wat houdt CSMA/CD in ?
a) Als een computer een frame wil verzenden dan doet hij dat aan het begin van het eerstvolgende slot
b) Als een computer merkt dat een frame, dat hij aan het versturen is, een botsing heeft, dan stopt hij met het versturen van dat frame en aan het begin van het eerstvolgende slot zendt hij het frame direkt weer
c) De tijd is in slots verdeeld en het verzenden van een frame begint altijd aan het begin van een slot
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist

 16. Bij het versturen van boodschappen over een netwerk wordt foutendetectie toegepast
a) Als je als foutendetectie een pariteitsbit meestuurt dan worden dubbele fouten niet ontdekt
b) Als de tweedimensionale pariteitscheck wordt gebruikt dan worden bursts ook ontdekt
c) Bij Ethernet wordt als foutendetectie de cyclische redundantiecode gebruikt
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist

 17. 1. Een ethernet-netwerk is een broadcasting systeem.
2. Met ping kun je controleren of een computer bereikbaar is via het netwerk, welk protocol er ook gebruikt wordt
a) 1 en 2 zijn beide waar
b) 1 is waar en 2 is niet waar
c) 1 en 2 zijn beide niet waar
d) 1 is niet waar en 2 is waar

 18. Als je in een ethernet-netwerk het TCP/IP protocol gebruikt, hoe kun je het IP-adres van de computer waar je mee werkt dan te weten komen ?
a) Ga naar Uitvoeren en tik in: ipconfig (of winipcfg)
b)Start → Instellingen → Configuratie → Netwerkverbindingen, enz.
c) Klik met de rechter muisknop op Deze Computer, klik dan op Eigenschappen
d) Alle drie beweringen hier boven zijn juist

 19. Stel dat één van de computers in een 100BaseT-LAN een frame verstuurt met een lengte van 64 bytes over het netwerk, hoeveel meter heeft het eerste bit dan afgelegd (als de kabel lang genoeg is) als het laatste bit verstuurd wordt (zoals je weet is de snelheid van electriciteitsgolven in koper 200000 km/sec)
a) ongeveer 10 km
b) ongeveer 1 km
c) ongeveer 100 m
d) ongeveer 2 km

20. Je hebt foutenontdekkende en foutencorrigerende codes
a) De Hamming-code is een foutencorrigerende code
b) Bij een foutencorrigerende code wordt een eventuele transmissiefout opgespoord, en verbeterd
c) Foutencorrigerende codes vaak gebruikt bij de opslag van data op een schijf en bij draadloze transmissie.
d) Alle drie beweringen hierboven zijn juist