1.
Deze vraag gaat over: welk soort werk is projectwerk
Welke bewering is niet waar ?
a) Projectwerk zit tussen routinematig werk en improviseren
b) Er wordt vaak projectmatig werk van gemaakt als het werk erg gecompliceerd is
c) Het doel van een project staat niet van tevoren vast
d) Een project is altijd eindig, er wordt altijd vastgelegd hoe lang het mag duren
2.
Deze vraag gaat o.a. over de mensen die aan een project werken.
Welke bewering is niet waar ?
a) De mensen die aan een project werken komen altijd allemaal uit hetzelfde bedrijf
b) De tijdelijke baas van de mensen die aan het project werken is de projectleider
c) De projectleider vormt een team, en dat team gaat aan het project werken
d) In de ideefase is er nog geen projectteam
3.
Deze vraag gaat over de Deming-cirkel
Welke bewering is juist ?
a) De Deming-cirkel beschrijft de methode waarmee elk werkproces steeds verbeterd kan worden
b) Elke fase in een project verloopt volgens de Deming-cirkel
c) De Deming-cirkel beschrijft dat je begint met een plan, dat plan voer je uit, daarna
controleer je of de uitkomst aan je verwachtingen voldoet, vaak is dat niet zo
en dan stel je je plannen bij waarmee de cyclus opnieuw begint
d) Alle beweringen hierboven zijn waar
4.
Een project wordt meestal in vier fasen verdeeld.
Hoe wordt de eerste fase genoemd (kleine letters, geen spaties) ?
Vul hier het antwoord in :
5.
Een project wordt meestal in vier fasen verdeeld.
Hoe wordt de tweede fase genoemd (kleine letters, geen spaties) ?
Vul hier het antwoord in :
6.
Een project wordt meestal in vier fasen verdeeld.
Hoe wordt de derde fase genoemd (kleine letters, geen spaties) ?
Vul hier het antwoord in :
7.
Een project wordt meestal in vier fasen verdeeld.
Hoe wordt de vierde fase genoemd (kleine letters, geen spaties) ?
Vul hier het antwoord in :
8.
In de tweede fase wordt er een document opgesteld.
Hoe heet dat document (kleine letters, geen spaties) ?
Vul hier het antwoord in :
9.
Welke bewering is niet waar ?
a) Het startdocument is het eindprodukt van de ideefase
b) Het startdocument is een gedetailleerd rapport van wat er in het project moet gebeuren
c) Het startdocument wordt opgesteld door de opdrachtgever, niet door de projectleider
d) Het startdocument bevat: de achtergronden van het project, het projectdoel,
de globale resultaten, de randvoorwaarden: tijd, geld, enz.
10.
Welke bewering is niet waar ?
a) In het begin van de definitiefase vormt de projectleider een team, dat aan het project gaat werken
b) De projectleider schrijft tijdens de definitiefase het projectplan
c) In het projectplan worden alle onderdelen uit het startdocument uitgewerkt (gedetailleerd beschreven)
d) In het projectplan wordt beschreven hoe het projectresultaat kan worden bereikt
11.
Welke bewering is niet waar ?
a) Aan het eind van de ontwikkelfase bepaalt de opdrachtgever of het resultaat in overeenstemming is met wat er afgesproken is
b) In de ontwikkelfase wordt het idee uitgewerkt volgens de afspraken in het projectplan
c) De ontwikkelfase is de langste fase, daarom wordt deze fase vaak opgedeeld in sub-fasen met diverse mijlpalen
d) Een mijlpaal heet ook wel een punt van to be / not to be
12.
Welke bewering is niet waar ?
a) Aan het eind van de nazorgfase bepaalt de opdrachtgever of het resultaat in overeenstemming is met wat er afgesproken is
b) In de nazorgfase wordt het product geëvalueerd
c) In de nazorgfase wordt het resultaat of de producten ingevoerd in de organisatie
d) De nazorgfase heet ook wel de implementatiefase
13.
De vijf aspecten, die met de beheersing van projecten te maken hebben, zijn:
a) tijd, geld, kwaliteit, deadlines, informatie
b) tijd, geld, kwaliteit, organisatie, budget
c) tijd, geld, kwaliteit, organisatie, informatie
d) tijd, geld, mijlpalen, organisatie, informatie
14.
In welke fasen komen de volgende termen voor: mijlpaal, brainstormen, evaluatie, startdocument ?
a) mijlpaal in de ideefase, brainstormen in de nazorgfase, evaluatie in de definitiefase, startdocument in de
ontwikkelfase
b) mijlpaal in de nazorgfase, brainstormen in de ideefase, evaluatie in de ontwikkelfase, startdocument in de
definitiefase
c) mijlpaal in de ontwikkelfase, brainstormen in de ideefase, evaluatie in de nazorgfase, startdocument in de
definitiefase
d) mijlpaal in de ontwikkelfase, brainstormen in de definitiefase, evaluatie in de nazorgfase, startdocument in de ideefase
15.
Er zijn strategische, tactische, en operationele beslissingen.
Welke bewering is niet waar ?
a) Voor strategische beslissingen heb je gedetailleerde informatie nodig
b) Een tactische beslissing is een beslissing voor de middellange termijn (een half jaar tot een jaar)
c) Een strategische beslissing betreft een beslissing waarvan de uitwerking pas na jaren zichtbaar wordt
d) Als je een operationele beslissing moet nemen heb je gedetailleerde informatie nodig
16.
Welke bewering is niet waar ?
a) De voorzitter van de stuurgroep vertegenwoordigt de opdrachtgever of is de opdrachtgever zelf
b) De stuurgroep is hetzelfde als de projectgroep
c) De projectleider leidt het project (d.w.z. hij zoekt de mensen voor de projectgroep uit, hij motiveert ze, en hij zorgt er voor dat ze hun werk doen), en is meestal secretaris van de stuurgroep
d) De projectmanager stuurt meerdere projecten, garandeert de afstemming tussen de verschillende projecten, en is meestal lid van de stuurgroep
17.
Wie beslist bij de verschillende projectfasen en/of mijlpalen of het project al dan niet
wordt voortgezet.
a) De projectleider
b) De projectgroep
c) De stuurgroep
d) De werkgroep
18.
Welk kenmerk is geen kenmerk van een project
a) Een multidisciplinaire aanpak (d.w.z. dat er in het projectteam deskundigen uit verschillende
(vak)disciplines worden opgenomen
b) Het samenwerken op zowel technisch-inhoudelijk gebied als op het gebied van
sociale vaardigheden in de stuurgroep
c) Een afgesproken budget
d) De realisatie van het eindresultaat binnen een vooraf bepaald tijdsbestek
19.
Het kritische pad in een activiteitenschema van een bepaalde fase van een project is
bedoeld om :
a) te laten zien welke activiteiten parallel in de desbetreffende fase uitgevoerd
kunnen worden
b) de activiteiten en de relaties tussen de activiteiten, die in de desbetreffende
fase doorlopen moeten worden, te tonen
c) per activiteit aan te geven hoeveel tijd hiervoor in desbetreffende fase nodig is
d) het kortste tijdbestek om de desbetreffende fase te doorlopen te tonen.
20.
Een belangrijke taak van de stuurgroep is :
a) zorgen voor de benodigde faciliteiten en andere randvoorwaarden
b) het plannen van het project
c) het organiseren van de uit te voeren activiteiten
d) controleren of het werk juist wordt uitgevoerd
21.
I. Routinewerkzaamheden laten zich het beste in de vorm van een project uitvoeren.
II. Na afloop van een project kan een projectgroep in stand worden gehouden in verband
met een volgend project.
a) I en II zijn beide juist
b) I is juist en II is onjuist
c) I en II zijn beide onjuist
d) I is onjuist en II is juist
22.
Bij een project wordt de ontwikkelfase vaak opgedeeld in drie subfasen, namelijk:
Ontwerpfase : dan wordt het functioneel en technisch ontwerp gemaakt
Voorbereidingsfase : het regelen van zaken die nodig zijn voor het echt maken van
het resultaat
Realisatiefase : dan wordt het echt gemaakt
Bij een project onderscheiden we dan de volgende fasen:
1. Ontwerpfase, 2. Ideefase, 3. Voorbereidingsfase, 4. Definitiefase, 5. Realisatiefase, 6. Nazorgfase
In welke chronologische volgorde moeten de genoemde fasen worden uitgevoerd?
a) 2, 4, 1, 3, 5, 6
b) 3, 4, 2, 1, 5, 6
c) 3, 2, 1, 4, 5, 6
d) 2, 3, 4, 1, 5, 6
23.
Wat verstaan we onder het begrip implementatie bij een project?
a) Het maken van het vooraf gedefinieerde resultaat
b) Er voor zorgen dat het resultaat van het project in gebruik kan worden genomen
c) Het bepalen of er wordt doorgegaan met het project of niet
d) Het maken van een plan van aanpak