Informaticasite van het Lauwers College te Buitenpost                 © R.J. van der Beek
 
  Antwoorden opgaven hoofdstuk 15      


1a. wiel, stuur, frame
b. de weg, waarop de fiets rijdt
De persoon, die op de fiets zit
c. stuur, trappers, banden
d. band, vork


2a. Voor 1535 vormden de eilanden vrijwel een gesloten systeem. Doordat de eilanden 1000 km uit de kust liggen waren er vrijwel geen invloeden van buitenaf. Er kon daardoor een geheel eigen evolutie plaatsvinden, die een unieke flora en fauna opleverde. O.a. de Darwinvink.
Na 1535 was het geen gesloten systeem meer, zeerovers namen grote aantallen schildpadden mee en toen mensen zich er vestigden namen ze varkens, geiten en honden mee.
b. Het dierenleven op de Galapagos-eilanden.
c. Eén van de 13 eilanden van de Galapagos-eilanden.


3a. invoer: trap het gaspedaal in; uitvoer: grotere snelheid
een andere manier: invoer: benzine; uitvoer: uitlaatgassen
b. monteurs


4a. de docenten (ze voeren de cijfers in)
de leerlingen (ze bekijken de cijfers)
de teamleiders (ze draaien er rapporten en rapportlijsten uit)
de applicatiebeheerder (importeert de leerlinggegevens, enz)
b. Het programma, dat er bij gebruikt wordt, is MyATVO. Dat kun je m.b.v. Internet Explorer benaderen.
Er hoeft geen speciale apparatuur gebruikt te worden, een normale PC is voldoende (met internet-aansluiting)
b. De docenten moeten, zodra ze een repetitie hebben nagekeken, de cijfers invoeren in het systeem.
De applicatiebeheerder importeert in het begin van het cursusjaar de leerlinggegevens, met de gekozen vakken.
Verder verwerkt hij het PTA in het systeem, zodat de docenten de cijfers in kunnen voeren zoals in het PTA vermeld is.
Als een leerling van vak of van klas is veranderd wordt dit ingevoerd door de roostermaker.
De teamleider zorgt er voor dat er rapportlijsten worden uitgedraaid na elke toetsperiode.


5a. Een CAD-programma (computer aided design)
b. Workflow Management Systemen (WFM)
c. ERP (Enterprise Resource Planning) is software dat binnen organisaties gebruikt wordt ter ondersteuning van alle processen binnen het bedrijf.
Met een ERP-pakket kunnen in principe alle bedrijfsfuncties worden bestuurd.
Voorbeelden: SAP en Exact
d. Met EDI (Electronic Data Interchange) wordt de elektronische uitwisseling van gegevens tussen twee of meer organisaties bedoeld.
Het is een standaard voor de elektronische uitwisseling van bedrijfsdocumenten zoals orders, rekeningen, en bepaalde berichten of bevestigingen.
Voorbeeld:
Om de eigen voorraad te beperken maken apothekers gebruik van EDI: via bestelformulieren die m.b.v. een modem worden verzonden worden een reeks handelingen automatisch afgewikkeld:
  • de administratie van de apotheek wordt bijgewerkt
  • de administratie van het centrale magazijn wordt bijgewerkt
  • dus in de voorraad-database wordt de voorraad bijgewerkt enz.
  • de opdracht het medicijn uit het magazijn te halen wordt verstrekt enz.
e. CAD/CAM staat voor Computer Aided Design/Computer Aided Manufacturing, een CAD/CAM-systeem is een programma waarmee je kunt ontwerpen, maar ook fabriceren.
Het wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het maken van protheses.


6a.
  • simulatiesysteem:
    De uitvoer bestaat meestal uit bewegende beelden en geluid. De gebruiker wenst een hoge werkelijkheidsbeleving en bewegende beelden met hoge kwaliteit vereisen veel verwerkingskracht, dus een snelle processor.
  • kennissysteem:
    Bijvoorbeeld een schaakprogramma heeft een beperkte tijd voor een partij beschikbaar. Het systeem probeert in die beperkte tijd telkens van zo veel mogelijk zetten van tevoren de zetwaardering te beredeneren. Daarom worden in professionele schaakcomputers zeer snelle processoren gebruikt.
  • realtime systeem:
    Bijvoorbeeld bij een onbemand voertuig is het heel belangrijk dat er, als de voorganger te dicht in de buurt komt, snel geremd wordt. Als het remcommando te laat komt vindt er een botsing plaats. Dus o.a. de microprocessor moet snel werken.
b.
Een geautomatiseerde typcursus kennis systeem
Een fraude signaleringssysteem bij telebankieren Kennissysteem en Real-time systeem
Een game waarin door vier personen een formule-1 race wordt gereden Realtime en Simulatie systeem
Een digitale camera Embedded systeem
Een videorecorder Embedded systeem
Een betaalpas Embedded systeem
Een filmproductiesysteem Simulatie systeem
Een leessysteem voor postcodes bij KPN Kennissysteem en Realtime systeem)
Een automatische piloot inclusief landingssysteem Realtime systeem
Een waterstand voorspellingssysteem Kennissysteem.
Een mobiele telefoon Embedded systeem
c. Een electronisch telefoonboek is geen realtime systeem, want als het opzoeken iets langer duurt dan volgt er geen catastrofe
d. Bij een realtime systeem is het niet verstandig een standaard besturingssysteem te gebruiken, omdat de processor die het geheel bestuurt, altijd zonder onderbreking en vertraging moet blijven werken. Bij een standaard besturingssysteem, waarin taakverdeling (multitasking) voorkomt, is dat niet gegarandeerd.
e. Bij een realtime systeem wordt soms een dubbel systeem geïnstalleerd, waarbij beide systemen parallel werken. Bijvoorbeeld een automatische piloot word dubbel geïnstalleerd. De systemen draaien dan parallel dezelfde programma's en controleren elkaar. Ze kunnen ook constateren of een 'collega-systeem' is uitgevallen, en ze kunnen bij een storing zelfstandig doorgaan met de verwerking van alle processen.


7a. Een electronisch telefoonboek is geen kennissysteem, want om een telefoonnummer op te zoeken is een eenvoudige query genoeg. Bij een kennissysteem is er meestal een vrij ingewikkeld algoritme nodig, waar verschillende zoekpaden doorlopen moeten worden, om tot een oplossing te komen.
b. Een schaakprogramma zal niet elke keer dezelfde zet doen als er een bepaalde opstelling op het bord staat. Als die opstelling al eens eerder is voorgekomen en daarbij heeft het schaakprogramma een zet uitgekozen die tot verlies leidde, dan legt het schaakprogramma dat vast in de database. Dus de verliezer registreert zijn verlies, en daardoor zal de volgende keer ergens in het spel een andere zetwaardering optreden en de partij anders worden voortgezet. Je kunt dus zeggen dat het schaakprogramma van zijn verliespartij geleerd heeft, het is intelligent.
c. Nee, ze leren niet van hun eigen fouten.
d. De afstand tussen beide ogen en de afstand tussen de jukbeenderen, enz.
e. Vingerafdrukherkenning: om in te kunnen loggen op een computer wordt soms vingerafdrukherkenning toegepast.
Spraakherkenning: Je kunt de computer dicteren wat hij moet doen.
Handschriftherkenning: Je kunt geschreven teksten door de computer laten verwerken.


8a. De uitvoer bij simulatiesystemen bestaat meestal uit bewegende beelden en geluid. De gebruiker wenst een hoge werkelijkheidsbeleving en daarvoor wordt speciale randapparatuur ontwikkeld. Die moet bewegende beelden met hoge kwaliteit kunnen presenteren.
b. In simulatiesystemen gelden fundamenteel altijd grote beperkingen. De werkelijkheid kun je op de computer nooit exact nadoen. Elke simulatie is gebaseerd op het model (dat is een vereenvoudigde weergave) dat de bedenkers en ontwikkelaars van de werkelijkheid hebben.
c. In dynamische computersimulaties worden de veranderingen in de tijd van het systeem nagebootst. Hierbij wordt de tijd opgedeeld in kleine blokjes van bijvoorbeeld 0.1 sec De toestand van het systeem op een bepaalde tijd wordt vastgelegd. En dan wordt de nieuwe toestand na 0.1 sec. op basis van de gegevens van de toestand ervoor berekend, en vastgelegd. En zo gaat dat steeds verder.
d. Een cellulaire automaat bestaat uit een reeks van enen en nullen, en die reeks verandert steeds gedurende een bepaalde periode.
Om een cellulaire automaat te kunnen bouwen heb je drie dingen nodig:
  • Je moet weten hoeveel nullen en enen er zijn en in hoeveel rijen en kolommem ze staan. Dus hoe zien de aaneengrenzende vakjes er uit.
  • Je moet de tijdstappen weten: na hoeveel sec wijzigt het systeem.
  • Je moet ontwikkelingsregels hebben: hoe bepaal je vanuit een bepaalde situatie wat de nieuwe situatie wordt.
e. koraalgroei, bloedstroming in het menselijk lichaam, verdeling van insecten en/of bacteriën over de ruimte, de verspreiding van epidemieën of bosbranden
f.
Tijdstip 0:
00000
00100
00010
01110
00000
Tijdstip 1:
00000
00000
01110
00110
00100
Tijdstip 2:
00000
00100
01010
01000
00000
Tijdstip 3:
00000
00000
00000
00000
00000
en zo blijft het


9a. cruise control, ABS (anti-blokkeer systeem), airbags, navigatiesysteem
b. snelheid, gemiddelde snelheid, tripafstand, tijd
c. Nee, geheugencellen voor een aantal getallen zoals wieldiameter, tripafstand, totale afstand, enz.
Verder voor het programma, maar dat is maar klein. Een paar KB.
d. grasmaaier, stofzuiger


10a. UML is de afkorting van Unified Modeling Language.
b. UML helpt om een te maken systeem te visualiseren, en te communiceren met anderen.
UML is een middel om de eisen, die aan een softwaresysteem worden gesteld, weer te geven.
UML kan ook worden gebruikt om een programma te documenteren.
c. Use-case diagrammen, klassen-diagrammen, sequence-diagrammen en toestands-diagrammen.
d. Het basis-idee van object-georiënteerd modelleren is dat de wereld bestaat uit objecten die met elkaar communiceren door elkaar boodschappen te sturen.
e. Een klasse heeft een naam.
Van klassen maak je objecten, en objecten onthouden allerlei dingen in hun attributen.
En objecten verrichten werk via hun methoden.
Een klasse heeft dus een naam, attributen en methoden.
f. Een klasse is de verzamelnaam voor een heleboel dingen, die je objecten noemt.
Een object wordt ook wel een instantie van de klasse genoemd.


11a.

b.

c.

d.
12a.
  • Voordelen lineaire methode:
    Door de fasering is het goed in de hand te houden.
    Duidelijke structuur, aan het eind van elke fase een rapport waarin duidelijk omschreven hoe verder te gaan.
    Duidelijke mijlpalen, en al vrij snel na de start is duidelijk wat het eindproduct zal worden.
  • Nadelen:
    De watervalmethode neemt voor grote projecten veel tijd in beslag, projecten duren vaak een jaar of langer.
    Het is moeilijk om precies te zeggen hoe het eindproduct er uit moet zien, als je iets nieuws maakt.
    De gebruikers staan buiten het ontwikkelproces.
    Het informatiesysteem moest eerst worden ontworpen, gebouwd en getest worden voordat het in gebruik kon worden genomen. Tegen de tijd dat het zover was waren de gebruikerswensen al weer veranderd en voldeed het systeem niet meer aan de verwachtingen.
    De ontwikkelingen in hard- en software gaan zo snel dat de kans bestaat een systeem of product to ontwikkelen voor verouderde hardware en met verouderde technieken.
b.
  • Voordelen cyclische methode:
    Men begint vrij snel met de realisatie van een beginproduct.
    De gebruikers worden actief betrokken bij het ontwikkelproces.
    De cyclische benadering is vooral geschikt voor projecten waarbij het einddoel niet direkt duidelijk is, zoals vaak het geval is.
    Van prototype naar prototype ontstaat het eindproduct, zonder dat alle details van te voren bedacht hoeven te worden. De eisen aan de beschrijving en de bouw van het informatiesysteem kunnen tussen twee versies veranderen door opgedane ervaringen bij het testen.
  • Nadelen:
    Omdat snelheid een van de aspecten is van deze vorm van systeemontwikkeling kan de ontwikkeling alleen goed gaan wanneer alle betrokkenen meewerken. Als de gebruikers onvoldoende meewerken dan is dat de doodsteek voor het proces.
    Verder is het van belang dat het management en de betrokken partijen zich ook aan de cyclische projectmanagement discipline, met alle overlegstructuren en besluitvormingsprincipes houden.
c. Een prototype is een experimentele, meestal beperkte, versie van het informatiesysteem.
Een prototype kan dienen om de functionaliteit en toepasbaarheid te demonstreren en te testen.
d. Met een prototype kan het gedrag en de toepasbaarheid worden onderzocht, of er kan een indruk worden gekregen van de snelheid of andere prestatiekenmerken van het systeem.
Aan de hand daarvan kunnen eventueel verbeteringen worden aangebracht.
e. Als er voor gekozen wordt het informatiesysteem niet in z'n geheel in één keer in de hele organisatie in te voeren, maar eerst in een kleiner geheel, dan wordt die versie een pilot (dat is een testversie) genoemd.
f. Bij de cyclische methode komen in elke cyclus de fasen verzamelen van eisen, ontwerp, implementatie en testen naar voren.
Dat is vrijwel hetzelfde wat volgens de Deming-cirkel of PDCA-cyclus gebeurt:
  • P van Plan of voorbereiden - plannen: je stelt een verbeterplan op
  • D van Do of uitvoeren: je voert het verbeter- of actieplan uit.
  • C van Check of opvolgen en evalueren: je evalueert de resultaten en het effect van het verbeterplan
  • A van Act of bijsturen en verankeren: je stuurt de activiteit opnieuw bij als de resultaten onvoldoende waren
  • Vervolgens start een nieuwe cyclus met het oog op continue verbetering.


13a.
NummerNaam fase
0Vooronderzoek
1Definitiestudie
2Functioneel ontwerp
3Technisch ontwerp
4Programmeren en toekennen van taken
5Testen
6Conversie en invoering
7Gebruik en beheer van het systeem
b. In het functioneel ontwerp wordt aangegeven wat het systeem moet kunnen.
In het technisch ontwerp wordt vastgelegd hoe de in het functioneel ontwerp vastgelegde functionaliteit gerealiseerd gaat worden.
Er vindt ook een onderverdeling plaats in technische eenheden zoals programma's, modules en functies.
Er wordt nog niet geprogrammeerd, maar wel een PSD gemaakt.
c. Alle deelprogramma's worden in samenhang getest.
En de klant doet een formele acceptatietest.
d. De gegevens van het oude systeem worden omgezet, zodat ze geschikt zijn voor het nieuwe systeem.
Als dit niet goed gebeurt kan er niet goed met het nieuwe systeem worden verwerkt, en kunnen de oude gegevens misschien niet meer goed gebruikt worden.
e. Situatieanalyse: in de fase Vooronderzoek
Acceptatietest: in de fase Testen
Periodieke beoordeling: in de fase Gebruik en beheer van het systeem
Systeemconcept: in de fase Functioneel ontwerp
Technisch ontwerp: in de fase Technisch ontwerp
f. De omgeving van een systeem is sterk veranderd, waardoor de gebruikerswensen zijn veranderd.
De hardware is verouderd.
De technieken, waarmee het systeem is gebouwd, zijn verouderd.


14a. Ja, natuurlijk want deze knoppen zien er net zo uit als op een gewone dvd-speler of cd-speler.
Terugspoelen, afspelen, stoppen, vooruitspoelen
b. De interface met deze icoontjes is transparant, dat betekent dat (vrijwel) iedereen het begrijpt. Het gebruik van deze interface is duidelijk zonder dat er iets uitgelegd hoeft te worden.
c. Zo'n programma wordt niet gebruikt, want de meeste mensen voelen er niets voo eerst een handleiding door te moeten worstelen voordat ze met een programma kunnen werken. De meeste dingen moeten vanzelfsprekend zijn.


15a.
  1. Actieve betrokkenheid van gebruikers is noodzakelijk.
  2. DSDM-teams zijn gemachtigd besluiten te nemen.
  3. Het team levert regelmatig producten.
  4. De producten moeten onmiddelijk bruikbaar zijn voor het doel waarvoor ze ontwikkeld zijn.
  5. Herhalende en cyclische ontwikkeling zijn nodig om te komen tot een juiste oplossing.
  6. Wijzigingen tijdens de ontwikkeling zijn terug te draaien.
  7. Er wordt uitgegaan van een hoog niveau van benodigheden.
  8. Er wordt gedurende de gehele levencyclus van een product getest.
  9. Alle betrokkenen moeten samenwerken en meewerken.
b. In het begin van het project worden de specificaties op globaal niveau ingedeeld op prioriteiten, volgens het MoSCoW-principe.
De afkorting MoSCoW staat voor de gewenstheid van de diverse onderdelen van het gewenste systeem:
  • Must have - die onderdelen moeten in ieder geval worden gerealiseerd;
  • Should have - zouden eigenlijk moeten worden gerealiseerd, maar zijn niet onmisbaar;
  • Could have - onderdelen die handig zijn om op te nemen, maar zonder problemen achterwege kunnen blijven;
  • Would not have - onderdelen die waarschijnlijk niet aan bod komen, maar die in de toekomst interessant zijn
c.
  1. Haalbaarheidsonderzoek
  2. Bedrijfsonderzoek
  3. De functiebepalende cyclus
  4. De cyclus ontwerpen en bouwen
  5. De implementatie cyclus
d. DSDM gebruikt tijdframes, dat zijn afgesproken perioden van een bepaalde tijd waarin een volgend product gemaakt moet worden.
Aan het einde van het tijdframe moeten er één of meerdere werkende producten worden opgeleverd.
Er worden verschillende tijdframes achter elkaar gepland.
Een tijdframe heeft gemiddeld een lengte van zes weken.
e. Het Pareto Principe geeft aan dat een gering aantal (20%) oorzaken (beperkte input of moeite) verantwoordelijk is voor het merendeel (80%) van de resultaten (output of beloning).