|
Antwoorden hoofdstuk 7 (Netwerken)
|
|
|
1a. | half-duplex
|
b. | duplex
|
c. | een televisie
|
d. | sternetwerk, ringnetwerk, busnetwerk
|
e. | multidroplijnen: iedere lijn wordt voor meerdere
verbindingen gebruikt
|
f. | UTP (unshielded twisted pair), coaxkabel, glasvezel, draadloos (microgolven)
|
|
|
2a. | circuit switching, message switching, packet switching
|
b. | asynchroon, zenden en ontvangen gaat niet gelijk op
|
c. | circuit switching: er is een directe fysieke verbinding
|
d. | Gemiddeld gaat dit het snelst
|
|
|
3a. | 0: er zijn 6 enen, dat is al even.
|
b. | Als er twee bits zijn omgeklapt
|
|
|
4a. | LAN: Local Area Network: een netwerk in een gebouw
WAN: Wide Area Network: een netwerk waarin de computers op grote afstand van elkaar staan
|
b. |
- Je kunt gebruik maken van gedeelde voorzieningen. In een netwerk kan elke computer bijvoorbeeld gebruik maken van dezelfde printer.
- Besparing achtergrondgeheugen. In een netwerk kun je programma's op één computer plaatsen, en alle andere computers kunnen het van die computer inlezen.
- Efficiente en betrouwbare informatieopslag. Vaak worden bestanden op de eigen computer bewaard, maar ook op de server.
- Een netwerk is een handig communicatiemedium. Tegenwoordig wordt in grote bedrijven heel veel informatie aan de werknemers via email verstrekt
|
c. | Ethernet |
d. | Unshielded Twisted Pair: Binnenin bevinden zich vier paar gevlochten draden, die elk van een plastic laagje zijn voorzien; geen extra interne afscherming |
e. | Een hub is een kastje met een aantal poorten, bijv. 16
Daar kun je dan 16 computers op aansluiten, die op die manier allemaal met elkaar in verbinding staan.
|
|
|
5a. |
- De client-software, die er voor zorgt dat er berichten ontvangen en verzonden kunnen worden en dat
je bestanden en printers kunt delen.
- Het stuurprogramma voor de netwerkkaart.
- Het protocol
|
b. | Een share is een gedeelde map of drive
Een share maak je aan door de map of drive m.b.v. Deze Computer of De Verkenner op te zoeken, met de rechter muisknop op de map of drive te klikken, en dan op Delen te klikken. |
c. | TCP/IP en IPX/SPX |
d. |
Klik op Start, dan Instellingen, dan Configuratiescherm, dan Systeem, dan tabblad Identificatie
|
e. |
Als het handmatig is vastgelegd: Klik op Start, dan Instellingen, dan Configuratiescherm, dan Netwerk, dan tabblad Configuratie.
Klik dan op het TCP/IP protocol, en klik dan op Eigenschappen, daarna op het tabblad IP-adres.
Het kan altijd m.b.v. het programma IPCONFIG (een MSDOS-programma) of m.b.v. WINIPCFG)
Tik in bij uitvoeren: cmd, en dan ipconfig /all
|
|
|
6a. |
Als een bericht over een netwerk wordt verstuurd dan wordt het eerst in stukjes van bijv. 1500 bytes gehakt. Eén zo'n stukje wordt een frame genoemd (in de datalink-laag, zie hoofdstuk 3)
|
b. |
Er wordt dan 100 keer per sec. een signaal verstuurd. Maar alleen als er met twee spanningsniveau's wordt gewerkt betekent dat 100 bits per sec. Als er bijv. met 4 spanningsniveau's wordt gewerkt dan worden er eigenlijk per keer 2 bits verstuurd, en dan worden er per sec. 100 x 2 = 200 bits verstuurd.
|
c. |
200 x 3 = 600 bits per seconde
Er worden per keer eigenlijk 3 bits verstuurd. Er wordt namelijk steeds eigenlijk een getal tussen 0 en 7 verstuurd (dat zijn 8 getallen in totaal) en binair wordt het getal 7 geschreven als 111 (dus met drie bits)
|
d. |
|
|
|
7a. |
In IEEE 802.3 staat precies beschreven waar de soft- en hardware voor 10BaseT-Ethernet aan moet voldoen.
Dit is na te lezen op http://www.ieee.org
|
b. |
Bij CSMA/CD (Carrier sense Multiple Access with Collision Detection) gebeurt er het volgende:
- De data worden in stukjes verdeeld, in frames.
- Voordat het eerste frame wordt verstuurd "luistert" de computer eerst het kanaal af. Als hij merkt dat er al dataverkeer op de lijn is, dan verstuurt hij het frame nog niet.
- Zodra hij merkt dat de lijn vrij is verstuurt hij het eerste frame, op de eerstvolgende "kloktik".
(De tijd wordt in intervallen (slots) verdeeld)
- De computer merkt een botsing direkt (hij "luistert" ook steeds naar de lijn), en dan stopt hij direkt met zenden, hij zendt dan dus niet het hele frame.
- Na een botsing wacht hij een aantal kloktikken (hoeveel kloktikken, dat hangt van het toeval af) en dan probeert hij het weer.
|
c. |
Bij een "broadcasting systeem" kunnen alle computers alle berichten "horen", maar alleen degene voor wie het bericht bestemd is neemt het in ontvangst.
|
|
|
8a. |
Een frame van 64 bytes bestaat uit 64 x 8 = 512 bits. In een 100-baseT-netwerk worden 100 miljoen bits per sec. verstuurd, dus per bit is dat 0,01 microsec., en 512 bits duurt dan 5,12 microsec.
De snelheid van de electriciteitsgolven is 200000 km per sec, dat is 200000000 meter per sec en dus 200 meter per microsec. In 5,12 microsec. is er dus 1024 meter afgelegd.
|
b. |
Theoretisch de helft van 1024 meter, dus 512 meter. In de praktijk nemen ze voor de veiligheid daar nog eens de helft van, dus ongeveer 250 meter
|
c. |
De manchester bitcodering van 10101010 zier er uit als een "blokgolf" (zie vraag E6d)
Zeven van zulke bytes bestaan uit 7 x 8 = 56 bits. In een 10-baseT-netwerk duurt het versturen van een bit 0,1 microsec. (zie vraag E6h), en 56 bits duurt dan 5,6 microsec.
|
|
|
9a. |
Bij een foutontdekkende code wordt er alleen ontdekt dat er een fout in het frame zit, het ontvangen frame wordt weggegooid en hetzelfde frame moet door de zender nog eens woren verzonden.
Voorbeelden daarvan zijn: het pariteitsbit, de twee-dimensionale pariteitscheck en de CRC
Bij een foutcorrigerende code wordt er niet alleen ontdekt dat er een fout in het frame zit, maar ook waar die fout zit, en die kan dan direkt worden hersteld.
Een voorbeeld daarvan is de Hamming-code
|
b. |
Er zijn vier enen, dus een nul
|
c. |
CRC is de afkorting van Cyclische RedundantieCode.
Die foutontdekkende code wordt in de praktijk op grote schaal gebruikt, o.a. bij Ethernet
Daarbij wordt gedeeld door een getal, dat wordt de CRC-generator genoemd. En de rest bij die deling is de CRC-code.
|
d. |
10101010 10101111 (binair) = 29750 (decimaal) en 29750 : 19 = 1565, rest 15
De CRC-code is dus 15 (decimaal) = 00001111 (binair)
|
e. |
Start → Instellingen → Configuratiescherm
→ Netwerk → Configuratie → TCP/IP → Eigenschappen
of : Ga naar MSDOS en tik in: IPCONFIG (of draai onder windows: winipcfg)
|
f. |
Het MAC-adres is een hardware-matig adres (dat zit in de netwerkkaart ingebakken), en dat wordt als adres (in de datalinklaag) gebruikt als een frame over een Ethetnet-netwerk wordt verstuurd.
Dat adres krijg je te zien als je naar MSDOS gaat, en intikt: IPCONFIG /all
|
g. |
Met Ping kun je controleren of een computer in een netwerk bereikbaar is, en hoelang het duurt voordat
een bericht die computer bereikt heeft.
|
|
|
10a. |
Een access point is een basisstation dat draadloze signalen uitzendt.
|
b. |
Als het een onbeveiligd netwerk is wel, anders moet je nog het wachtwoord weten.
|
c. |
Standaard verstuurt een access point regelmatig, meestal tien keer per seconde, datapakketjes van 32 bytes met daarin de SSID.
Daarmee zegt dat access point eigenlijk: hier ben ik, je kunt gebruik van mij maken. Deze pakketjes worden beacons genoemd.
|
d. |
WPA heeft ten opzichte van WEP één groot voordeel: met elk datapakketje dat over het netwerk gaat,
wordt een verschillende sleutel meegestuurd (bij WEP is dat altijd dezelfde sleutel).
Het Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) van WPA verzint voor ieder pakketje een nieuwe initilization vector,
die achter de vaste sleutel wordt geplakt.
Zo wordt elk pakketje dus op een andere manier gecodeerd.
|
e. |
Het access point moet je via een pc benaderen, dit kan door de browser op de pc te starten en in de adresbalk het
IP-adres van het access point in te voeren, bijvoorbeeld http://192.168.10.1
Wat het IP-adres van je access point is staat waarschijnlijk in de handleiding.
Dan moet je waarschijnlijk een gebruikersnaam en een wachtwoord invoeren (wat dat is staat ook in de handleiding),
en daarna kun je het access point configureren.
|
f. |
Je Access Point heeft waarschijnlijk bij aankoop een standaard wachtwoord, bijvoorbeeld de merknaam van je Access Point
|
g. |
Bij CSMA/CD (dat hoort bij een bedraad ethernet netwerk) is er collision detecting. Als er een botsing van berichten plaatsvindt ontdekt
de zendende computer het direkt en dan zendt hij dat bericht opnieuw.
Bij CSMA/CA (dat hoort bij een draadloos ethernet netwerk) is er geen collision detecting. Als er een botsing van berichten plaatsvindt
ontdekt de zendende computer het niet. Daarom wacht hij op een ontvangstbericht, en als hij dat niet binnen een bepaalde tijd krijgt
verzendt hij het bericht nog eens.
|
h. |
MAC-filtering betekent dat je op het Access Point invoert welke MAC-adressen met het Access Point mogen communiceren.
|