Informaticasite van het Lauwers College te Buitenpost                 © R.J. van der Beek
 

Cursus Word

Hoofdstuk 1. Inleiding

  1.1. Het programmavenster

Als je Word-2003 opent dan zie je boven in het venster een aantal werkbalken, onderaan ook, en in het midden een leeg blad.



Als je bijv. Dit is een tekst typt, dan verschijnt dat op het scherm.
Daar achter zie je een vertikaal streepje: de cursor
Er onder zie je een horizontaal streepje: de einde bestands-markering (tenminste bij normaal beeld)
  • Bovenaan zie je de Titelbalk met daarin de naam van het document waarmee je bezig bent.
  • Daar onder de menubalk.
  • Dan de standaard-werkbalk
  • En daar weer onder de opmaak-werkbalk
  • Daar onder de liniaal
  • Onderaan heb je de statusbalk
  • En daarboven (links) zitten vier knoppen voor de vier weergave-mogelijkheden: normale-weergave, online weerggave, overzichts-weergave, pagina-weergave

  • Werk je met WordXP of Word2003 dan verschijnt bij het opstarten langs de rechterkant van het scherm nog een extra venster: het taakvenster (zie rechts)
    Wil je dat venster niet, dan klik je op de sluitknop.
    Wil je dat het in het vervolg ook niet meer verschijnt, zorg er dan voor dat het vinkje voor "Weergeven bij opstarten" (onderaan in het venster) verdwijnt.
    Wil je later het taakvenster toch weer in beeld hebben, klik dan in de menubalk op Beeld → Taakvenster
Hierboven zie je het Word-2003 scherm. In Word 2007 ziet het er zo uit:


  1. Bij 1 zie je de zogenaamde Office-knop.
    Klik op die knop als je de basisopdrachten zoals Nieuw, Openen, Opslaan, Opslaan als, enz. wilt gebruiken. Dus de opdrachten die bij Word-2003 onder de menu-knop Bestand zitten.
  2. Bij 2 zie je de zogenaamde Werkbalk Snelle Toegang.
    Op die werkbalk kun je zelf opdrachten, die je vaak gebruikt, toevoegen. Dat doe je door op de Office-knop te klikken en dan op Opties voor Word (onderaan) en dan op Aanpassen.
  3. Bij 3 zie het zogenaamde lint.
    Dat heeft dezelfde functie als als het menu plus de werkbalken in Word-2003
  4. Verder ziet het er net zo uit als in Word-2003 (behalve de liniaal): het blad waarop je kunt typen, enz.

  1.2. Gegevens intypen/speciale tekens

De tekens die je typt verschijnen op het scherm.
Je weet natuurlijk wel dat je een hoofdletter krijgt door de shifttoets in te drukken, (die ingedrukt houden) en dan de toets van de letter die je moet hebben.
Zo krijg je ook de tekens die op de bovenkant van de toets staan.
Op sommige toetsen staan drie tekens, bijvoorbeeld deze:
Als je de 5 wilt hebben druk je de toets gewoon in.
Wil je het procentteken (%) dan druk je op de toets terwijl je de shifttoets houdt ingedrukt.
En wil je het euroteken (€) dan druk je op de toets terwijl je de AltGr-toets houdt ingedrukt (of de Alt-toets en de Ctrl-toets allebei).

Bijzondere tekens.
Om bijvoorbeeld de é te krijgen tik je eerst het teken ' (rechts van de punt-komma) ;je ziet het nog niet verschijnen, maar als je dan de letter e typt dan zie je beide tekens tegelijk verschijnen, dus de é
Wil je de à dan tik je eerst het teken ` (boven de tab-toets) en dan de a
Wil je de ë dan tik je eerst aanhalingstekens ( " ) en dan de e
Wil je de ô dan tik je eerst een dakje ( ^ ) en dan de o

Dit werkt alleen als onder Windows als toetsenbord VS-International is uitgekozen.

Nieuwe regel.
Wil je naar een nieuwe regel, druk dan op de enter-toets.
Wil je een paar regels overslaan, druk dan een aantal keer op de entertoets.
Wil je witruimte weghalen, ga dan op een lege regel staan en druk op de delete-toets.
Is er op een bepaalde plaats in de tekst op een nieuwe regel begonnen, en wil je dat die tekst achter de vorige regel wordt geplakt, ga dan met de cursor aan het eind van de regel staan waar die tekst achter geplakt moet worden, en druk op de delete-toets.

Speciale tekens.
Wil je een teken dat niet op het toetsenbord is te vinden, dan klik je in de menubalk op Beeld → Symbool
(In Word 2007 moet je in het lint op tabblad Invoegen klikken, en dan op Symbool, en dan op Meer symbolen)
Dan verschijnt onderstaand venster.



Zoek het symbool op, dat je wenst, en klik er op. Klik dan op Invoegen, en dan op Sluiten.
Als je een ander lettertype uitkiest krijg je ook weer andere symbolen.
Het is soms wel even zoeken naar het juiste symbool.

Heb je hetzelfde symbool vaak nodig dan kun je het aan een sneltoets koppelen.
Gebruik je bijvoorbeeld regelmatig de Griekse a (alpha α) klik dan op dat teken en klik op Sneltoets.
Druk daarna op bijv. Alt + a (daarmee wordt bedoeld dat je op de a drukt terwijl je de alt-toets houdt ingedrukt), klik op Toewijzen en dan op Sluiten.
Als je dan later op Alt + a drukt verschijnt het teken α

  1.3. De cursor verplaatsen en je document bekijken.

De gemakkelijkste manier om de cursor te verplaatsen is met de muis: klik met de muis op de gewenste plaats, dan komt daar de cursor.
Maar het is vaak handig om de cursor te verplaatsen zonder de muis te gebruiken.
Dit om een muisarm te voorkomen.

Met de pijltjestoetsen van het toetsenbord, en met de toetsen home, end, pgup, pgdn kun je de cursor op de volgende manier verplaatsen:

1 regel omhoog 1 regel omlaag
1 positie naar rechts 1 positie naar links
CTRL + → Woord naar rechts CTRL + ← Woord naar links
CTRL + ↑ Alinea naar omhoog CTRL + ↓ Alinea naar omlaag
HOME Naar het begin van de regel END Naar het einde van de regel
CTRL+HOME Naar het begin van het document CTRL+END Naar het einde van het document
PgUp Een scherm omhoog PgDn Een scherm omlaag
CTRL+Alt+PgUp Naar de bovenkant van het scherm CTRL+Alt+PgDn Naar de onderkant van het scherm
CTRL+PgUp Naar de vorige pagina CTRL+PgDn Naar de volgende pagina

Je document bekijken
  • Door te klikken op de gewone pijltjes van de verticale of horizontale schuifbalk kun je het document handig bekijken. Houd je de muisaanwijzer ingedrukt op zo'n pijltje, dan gaat het vlugger.
  • Door het blokje op de verticale schuifbalk te verslepen ga je vlugger door je document.
  • Door te klikken op de plaats onder of boven het blokje in de verticale schuifbalk, ga je telkens een scherm omhoog of omlaag.
  • Door te klikken op de dubbele pijltjes van de verticale schuifbalk ga je ook telkens een scherm omhoog of omlaag.
Een document bekijken met een andere weergave
Een document kun je onder verschillende weergaven bekijken.
Onderaan je scherm vind je icoontjes waarmee je gemakkelijk van weergave kunt veranderen:
Door in Word 2003 in de menubalk op Beeld te klikken kun je ook uit deze weergaven kiezen.
(In Word 2007 moet je dan in het lint op tabblad Beeld klikken)
  • Normale weergave (In Word 2007 wordt dit concept genoemd)
    Je kunt de normale weergave het best gebruiken wanneer je tekst typt, bewerkt en opmaakt. In de normale weergave wordt tekstopmaak wel weergegeven, maar wordt de indeling van de pagina vereenvoudigd, zodat je snel kunt typen en bewerken.
    In de normale weergave worden paginabegrenzingen, kop- en voetteksten en achtergronden niet weergegeven.
  • Afdrukweergave
    Deze weergave is handig wanneer je kop- en voetteksten bewerkt, marges aanpast en wanneer je met kolommen en tekenobjecten werkt.
    Werk je in deze weergave, dan zie je telkens de boven-en/of onderkant van de pagina.
    Klik je op de ruimte tussen de boven-en onderkant, dan verandert de overgang in een dikke zwarte streep.

    Klik je op de dikke zwarte streep dan verschijnt de tussenruimte tussen de pagina's weer.
  • Weergave" volgens weblayout
    In de weergave volgens weblay-out kun je net als in een browser achtergronden bekijken, tekst laten omlopen, en afbeeldingen plaatsen.
  • Overzichtsweergave
    Je werkt in de overzichtsweergave als je naar de structuur van een document wilt kijken en als je tekst wilt verplaatsen, kopiëren en opnieuw wilt organiseren door koppen te slepen.

  1.4. Fouten verbeteren

Heb je een fout getypt, dan kun je die gemakkelijk verbeteren.
Heb je bijv. rechternuisknop getypt i.p.v. rechtermuisknop, zet de cursor dan voor de n (dus zo: rechter|nuisknop) en druk op Delete. Dan wordt de n gewist en kun je de m er voor in de plaats typen.
Of zet de cursor achter de n (dus zo: rechtern|uisknop) en druk op Backspace. Dan wordt de n gewist en kun je de m er voor in de plaats typen.
  • De backspace-toets wist dus het teken links van de cursor.
  • De delete-toets wist het teken rechts van de cursor.
  • Ingetypte tekens worden vanzelf tussengevoegd, de rest schuift automatisch op.
    Wil je niet dat de rest opschuift, druk dan op Insert, of dubbelklik op in de statusbalk.
Verder kun je een fout herstellen door te klikken op het icoontje Ongedaan maken
Dan wordt de vorige actie ongedaan gemaakt.
Het je bijvoorbeeld per ongeluk een zin gewist, druk dan op dat icoontje en de zin verschijnt weer !

  1.5. Nieuw Document, Openen, Opslaan

Nieuw document.
Wil je met een nieuw (leeg) document beginnen, klik dan in de standaardwerkbalk op het icoontje Nieuw
Of ga naar Bestand → Nieuw (Ctrl-N)
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)
Als je Word opent dan hoef je dat niet te doen, er wordt dan aangenomen dat je met een nieuw document wilt beginnen, daar hoef je dan niets speciaals voor te doen.

Bestand openen
Om een bestand te openen klik je op
Of klik in de menubalk op Bestand → Openen
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)

Meer dan één document tegelijk openen
Druk op de Ctrl-toets, klik op de namen van de documenten terwijl je de CTRL-toets houdt ingedrukt, klik dan op Openen.

Een document opslaan
Klik op het icoontje Opslaan
Typ bij bestandsnaam de gewenste naam van het document.
Kies bij Opslaan in de map waarin je het document op wilt slaan.
Klik dan op de knop Opslaan.
In de titelbalk verschijnt de naam van het document.
Je kunt een document ook opslaan door in de menubalk te klikken op Bestand → Opslaan
Of m.b.v. de toetscombinatie CTRL+S
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)

Opslaan onder een andere naam, het origineel blijft behouden
Klik in het menu op Bestand → Opslaan als
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)
Typ nu een andere bestandsnaam in, en/of kies een andere map uit.
Hierdoor krijg je een kopie van het document, het document blijft ook onder de eerste naam op de schijf staan.

  1.6. Afdrukken

Afdrukvoorbeeld
Als je een document wilt afdrukken dan is het verstandig eerst even op het scherm te bekijken hoe de afdruk er uit komt te zien.
Klik dan op het icoontje Afdrukvoorbeeld
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)

Met de printer afdrukken
Wil je het document in zijn geheel afdrukken, klik dan op het icoontje Afdrukken

Of klik in de menubalk op Bestand → Afdrukken
In het laatste geval kun je ook nog opgeven welke pagina's je wilt afdrukken, en met welke printer.
(In Word 2007 moet je eerst op de Office-knop linksboven klikken)
Voor meer details klik je op Informatie over afdrukken

Marges, blad op de zij
Je kunt, voordat je gaat afdrukken, ook nog aangeven wat de marges moeten zijn.
Dus hoeveel witruimte je aan de bovenkant, aan de onderkant, en aan de zijkanten wilt hebben.

Klik daarvoor in de menubalk op Bestand → Pagina-instelling
Op het tabblad marges kun je de marges opgeven.
(In Word 2007 moet je in het lint op tabblad Pagina-indeling klikken)
Voor meer details klik je op Informatie over pagina-instelling Op het tabblad papierformaat kun je opgeven hoe lang en hoe breed het papier is, maar ook of het papier normaal (staand = portrait) of in de breedte (liggend = landscape) afgedrukt moet worden.
(In Word 2007 moet je in het lint op tabblad Pagina-indeling klikken, en dan bij de groep Pagina-instelling op het juiste icoontje klikken)